Iedere functie heeft zijn eigen taal of jargon, en daar is HR zeker geen uitzondering in. Hieronder lijsten we enkele belangrijke termen op die je HR collega's wel eens zal horen vermelden, en wat ze betekenen. Op die manier wordt het gemakkelijker om te communiceren met HR, ook al behoor je niet tot dezelfde afdeling.
1. 360° feedback: Een systeem waarbij medewerkers anonieme feedback krijgen van de mensen rondom hen. Hun rechtstreekse manager, collega's, rapporten over interacties met stakeholders en zelf-evaluaties. Deze feedback wordt verzameld met periodieke surveys die verschillende soorten vragen kunnen bevatten.
A
2. Applicant tracking system (ATS): Een type HR software om het rekruteringsproces te ondersteunen. Met deze tools kan je vacatures publiceren, gegevens van kandidaten bewaren en hen begeleiden doorheen het selectieproces.
3. Absence management (afwezigheidsbeheer): Het beheren en verwerken van afwezigheden door HR of managers voor de loonverwerking. Het omvat ook het beleid uitstippelen om ziekteverzuim in te perken a.d.h.v. specifieke policies en initiatieven.
4. Assessment center: Een oefening die kan worden uitgevoerd met potentiële kandidaten om na te gaan of bepaalde vaardigheden en competenties aanwezig zijn. Deze screening wordt meestal a.d.h.v. enkele concrete simulatieoefeningen uitgevoerd.
B
5. Basissalaris/ basisloon: Het bedrag die wordt betaald vooraleer extra's worden toegevoegd (bv. gewerkte overuren) of afgetrokken (loon inleveren voor maaltijdcheques). Vergoedingen zoals voor thuiswerken of een telefoonabonnement worden ook bij het basisloon geteld.
6. Bedrijfscultuur: De manier waarop medewerkers binnen het bedrijf zich in onderlinge relaties en in hun relaties met klanten en leveranciers gedragen. Het bevat ook alle ongeschreven regels en gebruiken die eigen zijn aan de organisatie.
7. Benefits administration: Het proces van leveranciers te selecteren die extralegale voordelen aanbieden, en de voordelen ervan beheren voor medewerkers. Zoals een nieuwe medewerker aan de hospitalisatie - of groepsverzekering toevoegen.
8. Betaald educatief verlof: Medewerkers in de privésector mogen een bepaalde periode afwezig zijn op het werk om een erkende opleiding te volgen, met behoud van hun loon. Na de opleiding kan de werkgever onder bepaalde voorwaarden een forfaitair bedrag terugbetaald krijgen als compensatie.
9. Brutoloon: Het loon dat een medewerker verdient, voor RSZ en bedrijfsvoorheffing worden ingehouden.
C
10. Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO): Een verzameling schriftelijk vastgelegde afspraken tussen (vertegenwoordigers van) werkgevers en vertegenwoordigers van werknemers, met betrekking tot de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden.
11. Cafetariaplan: Een systeem om als werkgever flexibele verloning aan te bieden. De medewerker kiest voor een deel van zijn verloning zelf voordelen uit een vast aantal opties, zoals in een cafetaria met zelfbediening.
12. Competenties: De benodigde vaardigheden die een medewerker moet hebben om een bepaalde functie uit te oefenen. Competenties gaan zowel over echte kennis als soft skills. Wanneer men spreekt over kerncompetenties, dan bedoelen ze de skills die absoluut noodzakelijk zijn voor een functie te kunnen uitoefenen.
13. Compensatieverlof: Een methode om medewerkers te vergoeden voor gepresteerde overuren. Het bedrijf betaalt je dan uit in extra verlof, wat vaak goedkoper uitkomt dan deze uren rechtstreeks uit te betalen. Hoe deze compensatie wordt berekend is vaak samengevat in een policy.
14. Cross-functioneel team: Een groep mensen samengesteld uit medewerkers vanuit verschillende functionele teams binnen de organisatie. In sommige bedrijven zitten medewerkers zowel in dit team als in hun functioneel team. Terwijl in sommige bedrijven dit de primaire structuur is. Zo loopt het bijvoorbeeld bij agencies die een developer, designer, project manager, analyst in één team samenbrengt rond projecten.
D
15. Doorgroeimogelijkheden: Opportuniteiten voor medewerkers om binnen hun organisatie door te groeien. Dit kan richting een hogere functie zijn (verticale groei) of om zich verder te specialiseren binnen de eigen functie (horizontale groei).
E
16. Exit interview: Het laatste gesprek met een medewerker die het bedrijf verlaat. Het doel is informatie inwinnen over de werkomstandigheden, en eventueel verdere uitleg te geven bij het reden van het ontslag.
17. Employer branding: Het beheren van het bedrijfsmerk om zo een positieve indruk na te laten bij huidige en potentiële medewerkers.
18. Employee Net Promoter Score (eNPS): Een scoring systeem ontworpen om tevredenheid en loyaliteit bij medewerkers te kunnen meten. Je kan dit cijfer verhogen door in te zetten op employer branding.
19. Employee Relationship Management (ERM): Een strategie gericht op relaties met nieuwe, huidige én oud-medewerkers aan te gaan, te onderhouden en verder uit te bouwen. Zodat er waarde wordt gecreëerd voor zowel het bedrijf als de medewerker.
20. Employee Lifecycle (ELC): Alle stappen die een medewerker doorloopt tijdens zijn loopbaan bij het bedrijf, van de eerste t/m de laatste werkdag.
F
21. Flexi-job: Een type arbeidsovereenkomst waarbij bepaalde medewerkers een tweede job kunnen uitoefenen zonder daarvoor zwaar belast te worden. Voor medewerkers moet er minstens 4/5 voltijdse tewerkstelling zijn geweest in het afgelopen kwartaal. Gepensioneerden kunnen ook gebruik maken van deze regel om iets bij te verdienen.
22. Functieomschrijving: De volledige beschrijving van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden behorende bij een bepaalde functie.
G
23. Gedragsobservatie: Een mogelijk onderdeel van een assessment waarbij het bewuste en onbewuste gedrag van de kandidaat tijdens een opdracht wordt bestudeerd.
H
24. Halo-effect: Een psychologisch verschijnsel waarbij een positieve indruk die een potentiële kandidaat maakt, de suggestie wekt dat de potentiële kandidaat ook op andere gebieden uitblinkt.
25. Horn-effect: Het tegenovergestelde van het halo-effect, waarbij de negatieve indruk die een potentiële kandidaat maakt, de suggestie wekt dat de kandidaat ook op andere gebieden niet uitblinkt.
26. Human Resources Information System (HRIS): Een uitgebreid HR systeem dat alle data van medewerkers centraliseert en ondersteuning biedt voor verschillende HR processen zoals onboarding, verlofbeheer, loonverwerking.
27. Human Resources Management System (HRMS): Een HR systeem voor grotere ondernemingen die diepgaande functionaliteit heeft voor vele HR processen en ondersteuning biedt om een personeelsbestand te beheren over meerdere landen.
28. Human Capital Management (HCM): Een HR systeem voor grotere ondernemingen die gelijkaardig is aan een HRMS. Het biedt meer mogelijkheden rond het aantrekken, beheren en doen groeien van talent in de organisatie.
I
29. Interne mobiliteit: Een HR strategie waarbij wordt ingezet op intern aanwezig talent voor het invullen van bestaande en/of nieuwe vacatures binnen een bedrijf.
30. Instroom: Het totaal aantal nieuwe werknemers dat in een jaar toetreedt tot de arbeidsmarkt, in een specifieke branche of bij een werkgever.
31. Individuele rekening: Een bewijs dat je jaarlijks ontvangt met een overzicht van je prestaties en loon. Dit document heb je nodig om de belastingaangifte in te vullen.
J
32. Jaarlijkse vakantie: Het recht op vakantie die elke medewerker geniet. Vakantiedagen worden toegekend a.d.h.v. de tewerkstelling in het voorgaande jaar. Er zijn verschillende berekeningsmethoden voor arbeiders en bedienden.
33. Job crafting is een methode waarbij een medewerker zelf zijn job herstructureert. Dit kan doordat de medewerker aanpassingen aanbrengt in zijn taken, of dat er aanpassingen gemaakt worden in de samenwerking met HR of de directe manager.
34. Jobhopping is wanneer een medewerker vaak verandert van werkgever. Vaak met het motief om een hoger loon of een betere functie te krijgen, of om een CV op te bouwen waarop veel verschillende ervaringen staan.
K
35. Klein verlet (omstandigheidsverlof): Een regel waarbij een medewerker met behoud van loon bij een aantal omstandigheden van het werk afwezig mag zijn. Typische omstandigheden zijn familiale gebeurtenissen, zoals een huwelijk of een overlijden, of om bepaalde burgerlijke verplichtingen te vervullen.
L
36. Loonkost is het totale bedrag dat een werkgever betaald om een medewerker of zijn voltallige personeel te werk te stellen.
37. Learning Management System (LMS) is een type HR software om vacatures te publiceren, gegevens van kandidaten te bewaren en het selectieproces te ondersteunen.
38. Loopbaanmanagement bestaat uit twee onderdelen. Enerzijds alle activiteiten die erop gericht zijn om een medewerker zo goed mogelijk te laten ontwikkelen. Anderzijds houdt dit in het sturen van personeelsstromen door de organisatie. Met als doel een continue bezetting van de functies in de organisatie te realiseren en het creëren van optimale ontwikkelingsmogelijkheden voor medewerkers.
M
39. Medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO): Een onderzoek door de werkgever om te weten te komen wat er werkelijk speelt bij de medewerkers. Het dagelijkse werk, de werksfeer, arbeidsomstandigheden, ontwikkelingsmogelijkheden, de werkdruk en waardering (beloning) voor de medewerkers, het management en de organisatie.
40. Mobile workforce: Alle mensen die geïnteresseerd zijn in of bereid zijn om te verhuizen voor een baan naar een ander land.